zondag 14 april 2019

Bewegingsonscherpte krijgen we door een verkeerde keuze van de sluitertijd

FOTOGRAFEER JE EERSTE ECHTE MODEL | Bewegingsonscherpte


Bewegingsonscherpte krijgen we door een verkeerde keuze van de sluitertijd



Met goede maatregelen is bewegingsonscherpte niet nodig


Een veel voorkomende vorm van onscherpte is de zogenaamde bewegingsonscherpte. Deze kan verschillende oorzaken hebben die echter altijd op twee mogelijkheden terug te voeren zijn.

1. Het onderwerp heeft bewogen gedurende het maken van de foto.

2. De camera heeft bewogen gedurende het maken van de foto.

Bewegingsonscherpte is dus te herkennen aan het verschoven effect dat het beeld vaak heeft. En als bijvoorbeeld een persoon langs loopt is deze mogelijk onscherp terwijl de achtergrond normaal scherp is.  Soms is alles onscherp zoals in de volgende voorbeelden.  Laten we eens een paar voorbeelden bekijken met een verschil in zwaarte van beweging.

Licht bewogen

Flink bewogen

Zwaar bewogen

 In bovenstaande voorbeelden is alles op de foto onscherp. We mogen dus aannemen dat het de camera is die bewogen heeft.  In het voorbeeld van de trein hieronder zien we dat alleen de trein onscherp is. Hier is de camera stabiel maar heeft duidelijk het onderwerp bewogen.

Het onderwerp heeft bewogen

In het eerste geval is de enige remedie het verkorten van de sluitertijd. Deze moet zodanig kort zijn dat eventuele bewegingen niet meer zichtbaar zijn. Ook de manier van kijken is van belang. Een voorbeeld:

Stel u staat bij een spoorwegovergang en er komt een trein aan. Als deze nadert is hij goed scherp te zien. Maar is hij eenmaal dichtbij en kijken we tegen de zijkant aan, dan kan ook het ook het niet meer bijhouden en zien we alleen een vage geel/blauwe schim.


Bij een foto is dat niet anders. Iets wat op de camera af komt is vaak met een sluitertijd van 1/125 tot 1/250 al goed scherp te krijgen.

Maar iets dat echt voor de camera langs gaat heeft niet zelden 1/2000 of nog korter nodig om scherp te worden.

De camera heeft bewogen

In het tweede geval kunnen we zelf het nodige doen. Bijvoorbeeld
  • Het inschakelen van een monopod of éénbeenstatief.Wat meer steun voorkomt beweging.
  • Het gebruik van een normaal driepootsstatief.
  • Een steun zoeken voor de camera al dan niet met behulp van een bonenzak. Of tegen een boom of een paaltje leunen. Kijk uit met stenen muren of beton want dat kan lelijke krassen geven.
  • Het verkorten van de sluitertijd als dat in verband met het onderwerp mogelijk is. Vaak zullen we bij een digitale camera de ISO waarde moeten verhogen om dit mogelijk te maken. Maar het kan een uitkomst zijn.
  • Gebruiken van een kortere brandpuntsafstand.  Hoe langer de brandpuntsafstand, hoe sneller een bewogen foto.  Hier komen we nu op:

Vuistregel sluitertijd bij een bepaalde brandpuntsafstand.


Vaak wordt de volgende vuistregel aangehouden

minimale sluitertijd = 1/brandpuntpuntsafstand
Dus een 50 mm (standaard-)objectief heeft een minimale sluitertijd van 1/50 sec.

Een 200 mm tele heeft een minimale sluitertijd van 1/200 sec

Een 500 mm tele  heeft een minimale sluitertijd van 1/500 sec

Let wel, die zijn minima, uitgaande van een redelijk stabiele ondergrond en toch wel een steuntje.  Vrij ideale omstandigheden zou je kunnen zeggen. En die zijn niet altijd aanwezig.  Heeft uw camera iets als "bewegingsreductie, vibratiereductie of hoe uw fabrikant het ook noemt, dan kunt u vaak iets langzamer aanhouden zonder dat u met onscherpe foto's te maken krijgt.

Meetrekken

Tot slot kunnen we de camera mee bewegen met het onderwerp. Dat kan een scherpe foto opleveren maar de kans op een mislukking is redelijk groot te noemen. Een kwestie van heel veel oefenen. Want het is mogelijk. Vraag maar aan een ervaren fotograaf. Dit meebewegen met het onderwerp wordt ook wel meetrekken genoemd.  Doordat de achtergrond wel degelijk bewogen wordt krijgen we een fraai effect dat snelheid suggereert.

En nu verder:




Home

Meer over het model dat de workshop geeft

Boek een model met gratis studio


 LEES JIJ JETJE'S DAG OOK AL?